Als uit een quickscan natuurwaarden niet kan worden uitgesloten dat beschermde soorten of gebieden worden aangetast door een voorgenomen ingreep of ontwikkeling, is aanvullend ecologisch onderzoek nodig.
Dit kan een aanvullend soortenonderzoek zijn, maar ook een voortoets Natura 2000 (om effecten op Natura 2000-gebieden in kaart te brengen), een stikstofdepositieonderzoek en/of een effectenonderzoek NNN (om effecten op het Natuurnetwerk Nederland in kaart te brengen).
In een aanvullend soortenonderzoek wordt onderzocht of beschermde soorten in het plangebied of de directe omgeving voorkomen en welke functie deze gebieden voor de soorten vervullen.
Als een ingreep of ontwikkeling invloed heeft op bebouwing, is vaak onderzoek nodig naar huismussen, gierzwaluwen en/of vleermuizen. Andere soortgroepen die regelmatig onderzocht worden zijn marterachtigen, roofvogels, amfibieën, reptielen en vlinders.
Aanvullend soortenonderzoek wordt uitgevoerd conform de geldende onderzoeksprotocollen en kennisdocumenten. Daarbij wordt rekening gehouden met de juiste onderzoeksperiode. De meeste onderzoeken kunnen daardoor niet jaarrond uitgevoerd worden. Er dient vaak rekening gehouden te worden met bijvoorbeeld het broedseizoen of de kraamperiode van een soort. Ook zijn er doorgaans meerdere veldbezoeken nodig en kan een aanvullend soortenonderzoek hierdoor meerdere maanden duren. Het is verstandig hier tijdig rekening mee te houden om onnodige vertraging van uw project te voorkomen. Als uit een aanvullend soortenonderzoek blijkt dat een beschermde functie in of nabij het plangebied niet behouden kan blijven, moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd.
Klaar om ecologie slim in te passen in uw project?
Laat hieronder uw gegevens achter en wij nemen zo spoedig mogelijk contact met u op om een offerte op maat te geven.