Den Ouden Bodac is specialist is op het gebied van dieptedetectie. We vroegen Bart Goossens, Project Coördinator binnen Den Ouden Bodac, hoe dieptedetectie in z'n werk gaat. Zijn verhaal lees je hier.
Dieptedetectie is een opsporingsmethode waarmee de mogelijke aanwezigheid van grote kalibers OO, hoofdzakelijk afwerpmunitie, tot op grote diepte kan worden onderzocht. Hierbij wordt een holle lans met een magnetometersonde de bodem ingedrukt om door middel van passieve realtime detectie te onderzoeken of er significante objecten in de bodem aanwezig zijn, welke voor wat betreft hun meetwaardes voldoen aan de ter plaatse verwachte OO.
Dieptedetectie is een geschikte oplossing voor bedrijven of instanties die een uitdaging hebben omtrent de mogelijke aanwezigheid van afwerpmunitie op meer dan 4,5 meter onder maaiveld. Wanneer deze mogelijke aanwezigheid een gevaar kan vormen voor de veiligheid van werknemers en omgeving, biedt dieptedetectie een geschikte methode om de eventuele aanwezigheid te onderzoeken en zo de risico’s in kaart te brengen.
Dieptedetectie wordt uitgevoerd op locaties waar afwerpmunitie (Vliegtuigbommen) verwacht wordt en waar er sprake is van een slappe bodem. Door deze slappe bodem kan de afwerpmunitie tot op grote diepte zijn ingedrongen. In Nederland gaat dit voornamelijk om de regio Noord- en Zuid-Holland en Zeeland.
Den Ouden Bodac voert dieptedetectie uit als aanvulling op alle andere opsporingsmethoden om aan onze opdrachtgevers een totaaloplossing te kunnen bieden voor het opsporen van OO. Hierdoor heeft een opdrachtgever met maar één partij te maken en zijn er altijd korte lijntjes.
De eerste stap is de voorbereiding. Hierbij wordt samen met de opdrachtgever bepaald wat de probleemstelling is. Zo willen we weten op welk kaliber OO en tot welke diepte het gebied verdacht is. Vervolgens kijken we wat de voorgenomen werkzaamheden zijn en op basis hiervan bepalen we de dimensies van het te onderzoeken gebied.
Als we dit bepaald hebben dient eerst met behulp van handmatige oppervlaktedetectie of digitale oppervlaktedetectie de bodem tot 4,0 meter onder maaiveld onderzocht en vrijgegeven te worden. Pas hierna kunnen we overgaan op dieptedetectie omdat de MDE-drive tot 4,0 meter onder maaiveld last heeft van zijn eigen magnetisch veld en de data hierdoor niet bruikbaar is.
We weten nu wat er onderzocht moet worden en ook welke ontplofbare oorlogsresten we zoeken. Met deze informatie gaan we een zogenoemd prikplan maken in AutoCAD.
In dit prikplan bepalen we de onderzoekpunten op RD-coördinaten. De locaties en onderlinge afstand is afhankelijk van het kaliber OO wat gezocht moet worden. Hoe groter het kaliber, hoe eerder de betreffende OO gemeten kan worden. Den Ouden Bodac heeft een validatieonderzoek uitgevoerd om te specificeren op welke afstand bepaalde kalibers OO waargenomen kunnen worden in de detectiedata. Voor vlakdekkend onderzoek wordt een raster gemaakt met onderzoekpunten op een vaste onderlinge afstand op basis van het zoekdoel en het validatieonderzoek.
Als het prikplan gereed is dan wordt dit prikplan in de DGPS van de hydraulische rupskraan gezet en geüpload in Vallon Eva4All op de computer van de OOO-deskundige / Operator. Laatstgenoemde wordt vervolgens geïnformeerd en dan kunnen de veldwerkzaamheden gaan plaatsvinden.
De hydraulische rupskraan en MDE-drive worden aangevoerd en de dieptedetectiestelling wordt opgebouwd op de projectlocatie. Als alles operationeel is, wordt er getest en vervolgens gestart met de dieptedetectie. De OOO-deskundige / Operator zoekt met behulp van DGPS het eerste onderzoekspunt op en start de meting op het juiste coördinaat. De lans wordt in de bodem gedrukt tot op de vereiste diepte, tijdens het in de bodem drukken van de lans interpreteert de OOO-deskundige / Operator realtime de Vallon data op eventuele significante objecten onder de lans, indien hij een object waarneemt onder de lans staakt hij de meting. Tegelijkertijd houdt hij ook de Inclinometer in de gaten om te controleren of de lans loodrecht de bodem in gaat. Als de vereiste diepte is bereikt, wordt de lans weer opgehaald en tijdens het ophalen wordt alle detectiedata opgeslagen in een online omgeving. Dit proces wordt vervolgens voor ieder onderzoekpunt in het gebied herhaald.
Periodiek, of wanneer de OOO-deskundige twijfelt over een significant object, zal een Senior OOO-deskundige op afstand alle meetwaardes controleren en interpreteren. Indien gewenst kunnen er nog aanvullende metingen worden gedaan rondom een verdacht object om aanvullen informatie te verzamelen over de aard van het object.
Als alle metingen zijn uitgevoerd alsmede de eventueel benodigde aanvullende metingen dan wordt de dieptedetectie stelling afgebroken en gedemobiliseerd.
Op kantoor wordt vervolgens alle geïnterpreteerde data verwerkt in een tekening en detectierapportage. Hierbij komt vervolgens ook een advies aan de opdrachtgever hoe om te gaan met de resultaten van de dieptedetectie.
Voor het uitvoeren van dieptedetectie heeft Den Ouden Bodac drie volledig ingerichte dieptedetectiestellingen beschikbaar. Deze dieptedetectiestellingen bestaan uit een hydraulische rupskraan van 30 ton in combinatie met een MDE-drive.
Een MDE-drive is een druk mechanisme waarmee met behulp van hydrauliek een holle lans in de bodem wordt gedrukt. Deze MDE-drive is speciaal afgesteld voor het uitvoeren van dieptedetectie en het zoeken naar OO. De lans loopt door de MDE-drive en wordt bovengronds in een stelling gepositioneerd.
De eerste vier delen van de lans zijn gemaakt van Nitronic, dit is een door stikstof versterkt RVS. De reden dat er voor dit materiaal is gekozen, is dat het niet magnetisch is en extreem sterk. Het is belangrijk dat de lans niet magnetisch is om te voorkomen dat deze invloed heeft op de waargenomen meetwaardes. De hardheid is van belang om slijtage bij het penetreren van de bodem te minimaliseren. Doordat de overige delen van de lans buiten de invloedssfeer van de magnetometersonde zitten, zijn deze van staal gemaakt. Standaard kunnen alle drie de MDE-drives tot 18 meter onder maaiveld dieptedetectie uitvoeren, dit is praktisch overal in Nederland voldoende.
Indien dieper onderzoek noodzakelijk is door bijvoorbeeld een naoorlogs opgehoogde bodemlaag dan kunnen de MDE-drives worden aangepast om de benodigde diepte te behalen.
In de lans wordt een Magnetometersonde VX1 (100.000 nT) gepositioneerd voor het realtime passief detecteren van significante objecten. In combinatie met Vallon Eva4All software wordt de data realtime door de OOO-deskundige / Operator geïnterpreteerd op de aanwezigheid van significante objecten. Op de magnetometersonde is eveneens een Inclinometer gepositioneerd. Hiermee wordt gewaarborgd dat de lans loodrecht de bodem in wordt gedrukt en dat zowel op het maaiveld als op diepte op de juiste locatie onderzoek wordt uitgevoerd. De OOO-deskundige / Operator kan bij afwijkingen ingrijpen en corrigeren.
De meetsonde heeft tot 4,0 meter onder maaiveld last van het magnetisch veld van de MDE-drive. Het is daarom zaak om de eerste 4,0 meter onder het maaiveld op voorhand door middel van oppervlaktedetectie vrij te geven. Indien dit niet kan door verschillende factoren, heeft Den Ouden Bodac de beschikking over diverse aluminium voeten welke onder de MDE-drive kunnen worden gepositioneerd. Hiermee wordt een buffer tussen de MDE-drive en het maaiveld gecreëerd waardoor de data onder het maaiveld eerder bruikbaar is. Tijdens het uitvoeren van dieptedetectie vanaf een ponton of schip wordt eveneens een aluminium voet gebruikt om een vaste verbinding op de waterbodem te creëren en de MDE-drive boven het wateroppervlak te houden.
Om de MDE-drive te gebruiken is deze gepositioneerd aan een hydraulische rupskraan van 30 ton. Den Ouden Bodac beschikt hierbij over één DX300 en twee DX340 hydraulische rupskranen van Doosan. Deze drie kranen zijn allen beveiligd conform de eisen van de CS-OOO om ze zo flexibel in te kunnen zetten op opsporingsprojecten. De MDE-drive wordt m.b.v. de hydrauliek van de rupskraan bestuurd. Verder zijn de kranen uitgerust met DGPS, Vallon Eva4All en GEOpoint software om de inclinometer uit te lezen. De DGPS software wordt gebruikt om op 0,5 centimeter nauwkeurig de juiste coördinaten te onderzoeken. Vallon Eva4All software is voor het realtime uitlezen van de detectiedata en de GEOpoint software is om de inclinometer uit te lezen en realtime te volgen of de lans loodrecht in de bodem gaat.
Bij Den Ouden Bodac hebben we al het benodigde materieel in eigen beheer, waardoor we niet afhankelijk zijn van andere partijen. Onze OOO-deskundige / Operators hebben ieder een vaste machine en zijn daardoor zeer ervaren in het gebruik. Doordat de MDE-drives speciaal voor Den Ouden Bodac zijn afgesteld voor het gebruik ten behoeve van het opsporen van OO, kunnen wij zeer snel en efficiënt data verzamelen. Daarbij komt ook dat de rupskranen beschikken over DGPS en de onderzoeklocaties dus niet op voorhand uitgezet hoeven te worden. Nog een voordeel is dat de OOO-deskundige / Operator zelf realtime de detectiedata kan interpreteren in de cabine via een computer met Vallon Eva4All. Hierdoor is de aanwezigheid van een extra OOOO-deskundige naast de Operator niet noodzakelijk.
Omdat we bij Den Ouden Bodac de beschikking hebben over drie dieptedetectieinstallaties, zijn wij zeer flexibel.
Wij kunnen zo op meerdere projecten tegelijkertijd dieptedetectie uitvoeren, maar ook met meerdere machines op één project om zo het project snel en efficiënt af te ronden en zo de impact op de planning van de opdrachtgever te minimaliseren.
De hoge productiviteit, flexibiliteit en efficiëntie maakt Den Ouden Bodac tot de uitgelezen partner voor het uitvoeren van dieptedetectie.
Er is op voorhand niet te zeggen hoeveel we per dag kunnen onderzoeken, er zijn vele factoren van invloed op de productiviteit. Enkele voorbeelden van deze factoren zijn;
Heeft u vragen over uw project, neem contact op en wij denken graag project specifiek mee over de mogelijkheden en de meest geschikte oplossing.
Advies nodig? Mail naar Commercieel Manager Dirk van de Vleuten (d.vandevleuten@denoudengroep.com).